Volgens de meest betrouwbare bronnen woonden er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog ongeveer 70.000 Joden in België, vooral dan in Brussel, Antwerpen, Charleroi en Luik. Na de oorlog bleven er slechts ongeveer 25.000 van hen over.
Dossinkazerne
Volgens de gegevens van de Dossinkazerne werden er, van de zomer van 1942 tot de herfst van 1944, 25.482 Joden en 352 zigeuners vanuit België gedeporteerd via de Dossinkazerne te Mechelen, die als verzamelkamp fungeerde, en 5.866 via Frankrijk. Onder hen bevonden zich 4.244 kinderen jonger dan vijftien, onder wie 166 zigeunerkinderen. Slechts veertien kinderen, onder wie zes zigeunerkinderen, overleefden en slechts 1.219 van de Joden die via Mechelen werden gedeporteerd en een driehondertal van degenen die via Drancy werden weggevoerd, ontsnapten aan de genocide. Dertien zigeuners overleefden de oorlog.
Na de oorlog
De Joodse volwassenen en kinderen die de clandestiniteit verlieten waarin ze waren ondergedoken om te ontsnappen aan deportatie, en de zeldzame overlevenden van de nazikampen probeerden een gezin te stichten en hun op alle niveaus uitgedunde en verwoeste gemeenschap te herstellen. Van dan af werd nog maar weinig aandacht besteed aan de plunderingen en het onrecht waarvan de Joodse gemeenschap in België het slachtoffer was geweest.
Een aantal Joden ontving schadevergoedingen die werden toegekend door Duitsland in het kader van de BrüG-wet. In de jaren vijftig voerde België verscheidene statuten van oorlogsslachtoffer in, maar de meeste mensen die voor de oorlog in België waren komen wonen, hadden de Belgische nationaliteit niet kunnen verkrijgen en hadden dus nergens recht op.
Ook vandaag zijn ze uitgesloten van de wet betreffende pensioenen en schadevergoedingen aan burgerslachtoffers van de oorlog.
Het zou nog duren tot na de val van de Berlijnse Muur en de openstelling van de archieven in Oost-Europa dat er een nieuw licht werd geworpen op de toe-eigeningen en de ontvreemdingen van bezittingen die toebehoorden aan de Joodse gemeenschappen, zowel in West- als in Oost-Europa.
In de nasleep bleek dat België niet aan die feitelijke toestand ontsnapte.
Nationale Commissie van de Joodse Gemeenschap van België voor de Restitutie
Er werd een commissie opgericht die alle strekkingen van de Joodse gemeenschap vertegenwoordigde: Nationale Commissie van de Joodse Gemeenschap van België voor de Restitutie (N.C.J.G.B.R.) (Commission Nationale de la Communauté Juive de Belgique pour la Restitution, C.N.C.J.B.R.), vroeger actief onder de naam W.J.R.O.-Afdeling België (World Jewish Restitution Organization).
Vanaf 1996 ondernam deze commissie stappen bij de regering- Dehaene en vervolgens bij de regering-Verhofstadt, met volgende doelstellingen voor ogen:
- De toekenning van de status van oorlogsslachtoffer en van de daaraan verbonden voordelen aan de overlevenden van de Shoah.
- De oprichting bekomen van een gemengde onderzoekscommissie bestaande uit regeringsleden en leden van de Joodse gemeenschap die zich zou toeleggen op de plunderingen die de leden van de Joodse gemeenschap van België hebben ondergaan.
- De teruggave van materiële goederen door middel van het instellen van een ad-hoc-regeringscommissie.
- De teruggave van middelen uit niet-monetair goud.
- De overdracht van de archieven over de deportatie.
De N.C.J.G.B.R. die op dit vlak door de politieke en financiële instanties erkend werd als gesprekspartner, heeft haar opdracht uitgevoerd uitsluitend met als doel om enerzijds zo goed mogelijk de rechten van de Joodse slachtoffers (gedeporteerden, ondergedoken kinderen, ondergedoken volwassenen) te verdedigen door voor hen een statuut af te dwingen, en anderzijds om de geroofde bedragen terug te schenken aan de rechthebbenden. Dit vereiste talrijke contacten vanwege de bestuurders van de N.C.J.G.B.R.
Commissie-Buysse I
De wet van 15 januari 1999 heeft een gemengde (regering + Joodse gemeenschap) commissie opgericht, de zogeheten Commissie-Buysse I. Die bepaalde de samenstelling van de commissie, haar actieterreinen, de werkmethode en de werkingsmiddelen. De werking is gericht op het instellen van een onderzoek naar de berovingen.
Het historisch onderzoek naar de berovingen heeft geleid tot een rapport, dat in 2001 werd ingediend.
Commissie-Buysse II
De dag na de afronding van de werkzaamheden van de Commissie-Buysse I heeft de regering bij de wet van 20 december 2001 een Commissie opgericht voor de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België voor de goederen waarvan ze werden beroofd tijdens de Tweede Wereldoorlog (de Commissie-Buysse II genoemd), waarvan twee leden van de Joodse gemeenschap aangesteld werden als waarnemers. De commissie heeft 5.620 aanvragen geregistreerd.
Elke aanvraag werd grondig en individueel onderzocht door de Commissie-Buysse II.
Het eindrapport van de Commissie-Buysse I diende als basis voor de werkzaamheden van de Commissie-Buysse II en ook voor de onderhandelingen die door de C.N.C.J.B.R. werden gevoerd met de Staat, de banken, de verzekeringsinstellingen, om het bedrag en het herwaarderingspercentage te bepalen van de bezittingen die door elk van deze instanties onrechtmatig werden bewaard.
In vergelijking met de resultaten die in andere Europese landen zijn behaald, past België de hoogste herwaarderingspercentages toe.
De Commissie-Buysse II heeft zich voor 31 december 2007 uitgesproken over alle aanvragen voor schadeloosstelling. De opdracht van de commissie liep af aan het einde van de behandeling van de dossiers die het voorwerp uitmaakten van een beroepsprocedure bij de Raad van State.
De Commissie heeft ongeveer 35,2 miljoen euro schadevergoeding toegekend op basis van door de wet bepaalde criteria.
Teruggave van de geroofde bezittingen en oprichting van de Stichting van het Jodendom van België
De regering heeft met name aangenomen:
- dat het niet-teruggestorte saldo uitgekeerd wordt aan de Stichting van het Jodendom van België.
Met uitzondering van een reserve die ter beschikking blijft van de Commissie-Buysse II tot de afronding van de betwiste gevallen, werd het saldo van de goederen die bij gebrek aan overlevenden niet konden worden teruggegeven door de Commissie-Buysse II aan de rechtmatige eigenaars, in december 2008 uitgekeerd aan de Stichting van het Jodendom van België.
Het bedrag dat ter beschikking staat van de Commissie-Buysse II werd gestort op een speciale rekening bij de Nationale Bank. De wet van 20 december 2001 voorziet eveneens, na afronding van de procedure voor de teruggave, in een uitbetaling van het saldo aan een stichting van openbaar nut die moet worden opgericht door de Joodse gemeenschap van België, met name de Stichting van het Jodendom van België.
- dat wordt afgeweken van de wet over verbeurdverklaarde goederen (deze wet bepaalt dat de opbrengst van verbeurdverklaarde goederen na een periode van dertig jaar naar de schatkist gaat): de Joodse gemeenschap is door middel van een op te richten instelling aangewezen als enige wettige erfgenaam van goederen die niet konden worden teruggegeven aan hun eigenaars of rechthebbenden, dit door middel van een stichting van openbaar nut die moet worden opgericht door de Joodse gemeenschap;
- dat de goederen die teruggegeven worden aan de rechthebbenden, niet onderworpen zijn aan successierechten.
Het totaalbedrag van de teruggegeven sommen, met uitzondering van de som die werd uitgekeerd als teruggave van het niet-monetair goud, bedraagt 110 miljoen euro.
Solidariteit 3.000
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd elke Jood die in België verbleef, slachtoffer van discriminatie, vervolging en plunderingen.
De Stichting wenste in de eerste plaats een project te ondersteunen dat beantwoordt aan een sociaal doel, in de ruimste zin van het woord, van solidariteit met en steun aan de overlevenden van de Shoah.
Vanuit een streven naar rechtvaardigheid en in de mate van de financiële mogelijkheden wilde de Stichting dat iedereen die tijdens de hele (of een deel van de) duur van de Tweede Wereldoorlog in België woonde en wie van dan af gediscrimineerd en vervolgd werd omwille van het feit dat hij behoorde tot het Joodse volk of tot de zigeuners, 3.000 euro zou ontvangen in het kader van de teruggave en dit los van zijn nationaliteit en huidige woonplaats.
De Stichting heeft wel rekening gehouden met de schadevergoedingen die mogelijk reeds persoonlijk werden uitbetaald aan de slachtoffers in het kader van de Duitse (BrüG) of Nederlandse (Maror) herstelwetten en/of door de Commissie-Buysse II.
De Stichting heeft 5.175 aanvragen geregistreerd. Eind 2009 had ze al positief geantwoord op 3.807 aanvragen voor een totaalbedrag van 9.418.092 euro en had ze 1.330 aanvragen moeten afwijzen.